PSALM 118
Psalm 118
Informatie en bladmuziek over Psalm 118
Voor de kerkdienst 08 | Lenard Verkamman
Verkamman, LenardVoor de kerkdienst 8 van Lenard VerkammanBladmuziek over:1. Psalm 106 : 32. Psalm 116 : 6 en 103. Ps..
€ 8,95
18 Koraalvoorspelen - Dick Sanderman
Sanderman, Dick18 Koraalvoorspelen van Dick SandermanInhoud:Psalm 6, 25, 32, 42, 72, 84, 89, 116, 118 en 119."De da..
€ 9,95
18 psalmbewerkingen 1 - Leen Schippers
Schippers, Leen18 psalmbewerkingen 1 van Leen SchippersInhoud:Psalm: 118,Psalm 45Psalm 33Psalm 25Psalm 101Psalm 93P..
€ 20,99
Drie Psalmen voor orgel - Jurjan Lipke
Lipke, JurjanDrie Psalmen voor orgel van Jurjan LipkeInhoud:Psalm 42 : 1Bicinium psalm 65 : 1Voorspel Psalm 118 ..
€ 10,95
Elektronische klanken 1 - Jan van Weelden
Weelden, Jan vanElektronische klanken 1 van Jan van Weelden18 PsalmenInhoud:Psalm 25Psalm 27Psalm 42Psalm 43Psalm 65..
€ 10,50
Houdt dan de lofzang gaande 2 - diverse componisten
Baan, Geert, Dijk, Cor van, ...Houdt dan de lofzang gaande 2 van diverse componistenInhoud:Psalm 63 (Peter de Wilde)Psalm 81 (Jurja..
€ 13,95
Koraalbewerkingen 1 - Marc de Leeuw
Leeuw, Marc deKoraalbewerkingen 1 van Marc de Leeuw Inhoud:Psalm 4Psalm 83Psalm 114Psalm 116Psalm 118Idioom: Ro..
€ 11,95
Korte koraalvoorspelen - Dick Sanderman
Sanderman, DickKorte koraalvoorspelen van Dick Sanderman Inhoud:Psalm 2, 17, 63, 70, 19, 6, 22, 24, 62, 95, 111, 2..
€ 8,95
O hoofd vol bloed en wonden - Marco den Toom
Toom, Marco denO hoofd vol bloed en wonden Marco den Toom Inhoud: Orgelkoraal: O hoofd, vol bloed en wonde..
€ 12,95
Orgel VI - Willem van Twillert
Twillert, Willem vanOrgel VI van Willem van TwillertInhoud:Variaties en toccata over Psalm 98 (66) (118)..
€ 10,00
Orgelmuziek voor Pasen - Jaap Niewenhuijse
Niewenhuijse, JaapOrgelmuziek voor Pasen van Jaap NiewenhuijseInhoud: Toccata Psalm 118Variaties Gezang 212 Hallelu..
€ 10,95
Orgelmuziek voor Passie en Pasen
Berg, Margriet van den, Koele, Gerrit, ...Orgelmuziek voor Passie en Pasen van diverse componistenInhoud: 1. Leer mij, o Heer, Uw lijden re..
€ 16,45
Psalm 118
1 Looft den HEERE, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
2 Dat Israel nu zegge, dat Zijn goedertierenheid in der eeuwigheid is.
3 Het huis van Aaron zegge nu, dat Zijn goedertierenheid in der eeuwigheid is.
4 Dat degenen, die den HEERE vrezen, nu zeggen, dat Zijn goedertierenheid in der eeuwigheid is.
5 Uit de benauwdheid heb ik den HEERE aangeroepen; de HEERE heeft mij verhoord, [stellende] [mij] in de ruimte.
6 De HEERE is bij mij, ik zal niet vrezen; wat zal mij een mens doen?
7 De HEERE is bij mij onder degenen, die mij helpen; daarom zal ik [mijn] [lust] zien aan degenen, die mij haten.
8 Het is beter tot den HEERE toevlucht te nemen, dan op den mens te vertrouwen.
9 Het is beter tot den HEERE toevlucht te nemen, dan op prinsen te vertrouwen.
10 Alle heidenen hadden mij omringd; het is in den Naam des HEEREN, dat ik ze verhouwen heb.
11 Zij hadden mij omringd, ja, zij hadden mij omringd; het is in den Naam des HEEREN, dat ik ze verhouwen heb.
12 Zij hadden mij omringd als bijen; zij zijn uitgeblust als een doornenvuur; het is in den Naam des HEEREN, dat ik ze verhouwen heb.
13 Gij hadt mij zeer hard gestoten, tot vallens toe, maar de HEERE heeft mij geholpen.
14 De HEERE is mijn Sterkte en Psalm, want Hij is mij tot heil geweest.
15 In de tenten der rechtvaardigen is een stem des gejuichs en des heils; de rechterhand des HEEREN doet krachtige daden.
16 De rechterhand des HEEREN is verhoogd; de rechterhand des HEEREN doet krachtige daden.
17 Ik zal niet sterven, maar leven; en ik zal de werken des HEEREN vertellen.
18 De HEERE heeft mij wel hard gekastijd; maar Hij heeft mij ter dood niet overgegeven.
19 Doet mij de poorten der gerechtigheid open, ik zal daardoor ingaan, ik zal den HEERE loven.
20 Dit is de poort des HEEREN, door dewelke de rechtvaardigen zullen ingaan.
21 Ik zal U loven, omdat Gij mij verhoord hebt, en mij tot heil geweest zijt.
22 De steen, [dien] de bouwlieden verworpen hadden, is tot een hoofd des hoeks geworden.
23 Dit is van den HEERE geschied, [en] het is wonderlijk in onze ogen.
24 Dit is de dag, [dien] de HEERE gemaakt heeft; laat ons op denzelven ons verheugen, en verblijd zijn.
25 Och HEERE! geef nu heil; och HEERE! geef nu voorspoed.
26 Gezegend zij hij, die daar komt in den Naam des HEEREN! Wij zegenen ulieden uit het huis des HEEREN.
27 De HEERE is God, Die ons licht gegeven heeft. Bindt het feest [offer] met touwen tot aan de hoornen van het altaar.
28 Gij zijt mijn God, daarom zal ik U loven; o mijn God! ik zal U verhogen.
29 Loof den HEERE, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psalm 118
Vers 1
Laat ieder 's HEEREN goedheid loven;
Want goed is d' Oppermajesteit;
Zijn goedheid gaat het al te boven;
Zijn goedheid duurt in eeuwigheid.
Laat Isrel nu Gods goedheid loven,
En zeggen: "Roemt Gods majesteit;
Zijn goedheid gaat het al te boven;
Zijn goedheid duurt in eeuwigheid!"
Vers 2
Laat Arons huis Gods goedheid loven,
En zeggen: "Roemt Gods majesteit!
Zijn goedheid gaat het al te boven;
Zijn goedheid duurt in eeuwigheid."
Laat die God vrezen, Hem nu loven,
En zeggen: "Roemt Gods majesteit;
Zijn goedheid gaat het al te boven;
Zijn goedheid duurt in eeuwigheid."
Vers 3
Ik werd benauwd van alle zijden,
En riep den HEER ootmoedig aan.
De HEER verhoorde mij in 't lijden,
En deed mij in de ruimte gaan.
De HEER is bij mij, 'k zal niet vrezen;
De HEER zal mij getrouw behoên;
Daar God mijn schild en hulp wil wezen,
Wat zal een nietig mens mij doen?
Vers 4
De HEER is aan de spits getreden
Dergenen, die mij hulpe biên;
Ik zal, gered uit zwarigheden,
Mijn lust aan mijne haat'ren zien.
't Is beter, als w' om redding wensen,
Te vluchten tot des HEEREN macht,
Dan dat men ooit vertrouw' op mensen,
Of zelfs van prinsen hulp verwacht'.
Vers 5
Toen ik de heid'nen aan zag rukken,
Heb ik in 's HEEREN kracht gestreên;
Ik hieuw z' in 's HEEREN naam aan stukken,
Vertrouwend' op dien naam alleen.
Ik kon noch voor- noch rugwaarts keren,
Omringd, ja gans omringd ter dood;
Ik sloeg hen in den naam des HEEREN,
Die mij goedgunstig bijstand bood.
Vers 6
Zij hadden mij omringd als bijen,
Maar zijn als doornenvuur vergaan;
'k Mocht hen in 's HEEREN kracht bestrijen,
In 's HEEREN naam hen gans verslaan.
Gij hadt m', o vijand, hard gestoten,
Tot vallens toe mij onderdrukt;
De HEER bewaart Zijn gunstgenoten;
De HEER heeft zelf mij uitgerukt.
Vers 7
De HEER is mij tot hulp en sterkte;
Hij is mijn lied, mijn psalmgezang;
Hij was het, die mijn heil bewerkte,
Dies loof ik Hem mijn leven lang.
Men hoort der vromen tent weergalmen
Van hulp en heil ons aangebracht;
Daar zingt men blij, met dankb're psalmen:
"Gods rechterhand doet grote kracht."
Vers 8
Gods rechterhand is hoog verheven;
Des HEEREN sterke rechterhand
Doet door haar daân de wereld beven,
Houdt door haar kracht Gods volk in stand.
Ik zal door 's vijands zwaard niet sterven,
Maar leven, en des HEEREN daân,
Waardoor wij zoveel heil verwerven,
Elk, tot Zijn eer, doen gadeslaan.
Vers 9
De HEER wou mij wel hard kastijden,
Maar stortte mij niet in den dood;
Verzachtte vaderlijk mijn lijden,
En redde mij uit allen nood.
Ontsluit, ontsluit voor mijne schreden,
De poorten der gerechtigheid;
Door deze zal ik binnen treden,
En loven 's HEEREN majesteit.
Vers 10
Dit is, dit is de poort des HEEREN;
Daar zal 't rechtvaardig volk door treên,
Om hunnen God ootmoedig t' eren,
Voor 't smaken Zijner zaligheên.
Ik zal Uw naam en goedheid prijzen;
Gij hebt gehoord; Gij zijt mijn geest,
Door Uw ontelb're gunstbewijzen,
Tot hulp, en heil, en vreugd geweest.
Vers 11
De steen, dien door de tempelbouwers
Veracht'lijk was een plaats ontzegd,
Is, tot verbazing der beschouwers,
Van God ten hoofd des hoeks gelegd.
Dit werk is door Gods alvermogen,
Door 's HEEREN hand alleen geschied;
Het is een wonder in onz' ogen;
Wij zien het, maar doorgronden 't niet.
Vers 12
Dit is de dag, de roem der dagen,
Dien Isrels God geheiligd heeft;
Laat ons verheugd, van zorg ontslagen,
Hem roemen, die ons blijdschap geeft.
Och HEER, geef thans Uw zegeningen;
Och HEER, geef heil op dezen dag;
Och, dat men op deez' eerstelingen
Een rijken oogst van voorspoed zag.
Vers 13
Gezegend zij de grote Koning,
Die tot ons komt in 's HEEREN naam!
Wij zeeg'nen u uit 's HEEREN woning;
Wij zegenen u al te zaâm.
De HEER is God, door Wien w' aanschouwen
Het vrolijk licht, na bang gevaar;
Bindt d' offerdieren dan met touwen
Tot aan de hoornen van 't altaar.
Vers 14
Gij zijt mijn God, U zal ik loven,
Verhogen Uwe majesteit;
Mijn God, niets gaat Uw roem te boven;
U prijz' ik tot in eeuwigheid.
Laat ieder 's HEEREN goedheid loven,
Want goed is d' Oppermajesteit;
Zijn goedheid gaat het al te boven;
Zijn goedheid duurt in eeuwigheid!
Psalm 118
vers 1
Danket den Heer zeer hoog geprezen,
Want groot is Zijn vriendelijkheid;
Zijn goedertierenheid zal wezen
Bestendig in der eeuwigheid.
Israël moet hem nu begeven
Om te verkonden met bescheid,
Dat Gods barmhartigheid verheven
Geduurt tot in der eeuwigheid.
vers 2
Dat huis Aärons al te zame
Moet nu bekennen wijd en breid,
Dat des Heeren goedheid bekwame
Geduurt tot in der eeuwigheid.
Zij al die God vrezen ootmoedig
Moeten spreken met vlijtigheid,
Dat onzes Gods genade goedig
Geduurt tot in der eeuwigheid.
vers 3
Als ik, Heer, in angst was gestadig,
Zo riep ik God den Heere aan,
En Hij verhoorde mij genadig,
Met troost heeft Hij mij bijgestaan.
De Heer is met mij t' allen tijden,
Dies vrees ik niet wat mensen koen,
Die mij haten ende benijden,
Voor kruis en verdriet mij aandoen.
vers 4
God is met mij, Dien ik betrouwe
Met allen die mij gunstig zijn;
Dies zal ik mijnen lust nog schouwen
Aan alle de vijanden mijn.
Het is beter op God te hopen,
Dan op mensen die haast vergaan;
Veel beter is 't tot God te lopen
In nood, dan op prinsen te staan.
vers 5
Veel mensen mij listig omringen,
Aan alle zijden openbaar;
Doch ik wil ze t' zamen ombringen
In des Heeren Name voorwaar.
Zij omringen mij nu ten tijden
Met grote kracht ende geweld;
Maar God zal mij voor hen bevrijden,
Zij worden haast nedergeveld.
vers 6
Als van bijen, was ik besloten
Van de dwazen, die met der schand'
Gedempt zijn, 't welk hen heeft verdroten,
Als vuur 't welk de doornen afbrandt.
Gij vijand, gij hebt mij versteken
En gezocht te brengen ten val;
Maar God heeft mij ('t heeft wel gebleken)
Onderstand gedaan overal.
vers 7
God zeer sterk is mijn kracht alleine.
Mijn roem ende mijn ere groot.
Ende mijn lofzang in 't gemeine,
Mijn Zaligmaker in den nood.
De vroom' in hare hutten zingen,
Zijnde verblijd en verheugd zeer,
Van Uw hand sterk, die alle dingen
Krachtiglijk overwint, o Heer.
vers 8
De sterke rechterhand des Heeren
Is zeer verhoogd tot dezer tijd,
En behoudt 't veld met kracht en ere;
Zulks zingt dat volk zijnde verblijd
Maakt u van hier al mijn vijanden,
Ik zal niet sterven noch vergaan,
Maar leven, en in alle landen
Van Gods weldaden doen vermaan.
vers 9
God heeft mij, 't is waar gekastijdet
En vaderlijk getuchtigd wel;
Doch Hij heeft mij tot nu bevrijdet
Genadiglijk van den dood fel.
De grote poorten doet toch open
Des tempels, daar de vroom' in zijn;
Opdat ik vrij daarin mag lopen,
En heerlijk loven den God mijn.
vers 10
De poorten schoon, kost'lijk verheven,
Zijn des Heeren poorten voortaan;
De vromen tot deugden begeven
Zullen al t' zaam daardoor ingaan.
Daar wordt Gij, Heer, van mij beleden,
Ende groot gemaakt van nu voort;
Want in mijn meeste tegenheden
Hebt Gij mij verlost en verhoord.
vers 11
De steen, die de bouwheren t' zame
Verworpen hebben en veracht,
Is geworden zere bekwame
De hoeksteen, die 't huis houdt met kracht.
Dit wonder is door Gods vermogen
En door Zijn macht alzo geschied;
Dit is voorwaar in onze ogen
Een wonderwerk, 't welk men hier ziet.
vers 12
Dit is de dag schoon uitgelezen,
Dien de Heer Zelf nu gemaakt heeft;
Dies moeten wij zeer verheugd wezen
En verblijd zijn, want God zulks geeft.
Ik bid U Heer, in mijn verdrukken,
Uwen koning toch hulpe doet,
Ende laat toch nu wel gelukken
's Konings ingang en hem behoedt.
vers 13
Geloofd zij Hij, Die komt gereden
Tot ons in des Heeren Naam rein;
Zegen zij over U in vrede.
Gij Gods huisgenoten gemein.
De Heer is een God vol genaden,
Die ons allen verlicht zeer klaar;
Bindt den slachtoffer onbeladen
Aan de hoornen van den altaar.
vers 14
Gij zijt mijn God, Dien ik doe ere
Met lofzangen van zoeten toon;
U alleen aanbid ik, o Heere;
En prijs U steeds met psalmen schoon.
Danket den Heer zeer hoog geprezen,
Want groot is Zijn vriendelijkheid;
Zijn goedertierenheid zal wezen
Bestendig in der eeuwigheid.