PSALM 9
Psalm 9
Informatie en bladmuziek over Psalm 9
Orgelklanken - deel 66
Scherff, Gerrard, Slagt, Jan, ...Orgelklanken - deel 66Inhoud:1) Psalm 101 (Jan Slagt)2) Psalm 9 (Gerard Scherff)3) Laat dan mijn har..
€ 9,99
Orgelbewerkingen van Psalmen 3 - Folgert Zwaving
Zwaving, FolgertOrgelbewerkingen van Psalmen 3 van Folgert ZwavingInhoud: Psalm 9Psalm 24Psalm 25Psalm 33/67Psalm 4..
€ 20,99
150 psalmen deel 1 - Nico de Mes
Mes, Nico de150 psalmen deel 1 van Nico de MesInhoud:Psalmen 1-15 ..
€ 14,45
67 voorspelen bij Psalmen - Dick Troost
Troost, Dick67 voorspelen bij Psalmen van Dick Troost Voor orgelHet kerkelijk jaar rondInhoud:Psalm 2Psalm 8P..
€ 20,00
Contrapuntische Psalmkoralen 01 - Wim van der Steen
Steen, Wim van derContrapuntische Psalmkoralen 01 van Wim van der SteenInhoud:Psalmen 1 t/m 15..
€ 11,95
Een lichtend spoor - Hildebrand Otto
Otto, HildebrandEen lichtend spoor van Hildebrand OttoKoraalbewerkingen voor orgel Inhoud:AdventPsalm 24Gezang..
€ 11,95
Houdt dan de lofzang gaande 1 - Diverse componisten
Bakker, Renco, Berg, Margriet van den, ...Houdt dan de lofzang gaande 1 van diverse componisten Inhoud: Psalm 1 (Arjan Koning)Psalm 2 (Ger..
€ 13,95
Largo - Jan Peter Teeuw
Teeuw, Jan PeterLargo van Jan Peter Teeuw Inhoud: Psalm 6, 9, 17, 19, 24, 25, 37, 38, 40, 47, 53, 62, 65, 72, 79,..
€ 10,95
Orgelalbum I - Thorsten Maus
Maus, ThorstenOrgelalbum I van Thorsten MausInhoud: Psalm 3Psalm 9Psalm 44Psalm 67Psalm 73 ..
€ 14,45
Orgelwerken - Gerrit Wielenga
Statie, Erik (1866-1925), Wielenga, GerritOrgelwerken van Gerrit Wielenga Psalmbewerkingen geïnspireerd door Pianowerken van Erik SatiePsalm ..
€ 10,00
Praeludium - Hildebrand Otto
Otto, HildebrandPraeludium van Hildebrand OttoKoraalbewerkingen voor orgel Inhoud:Psalm 9Psalm 25Psalm 23Psalm ..
€ 12,95
Psalm 1-10 - Jan Slagt
Slagt, JanPsalm 1-10 van Jan SlagtEenvoudige voorspelen, zettingen en bewerkingen van de 150 Psalmen voor orge..
€ 21,99
Psalm 9
1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Muth-labben. Ik zal den HEERE loven met mijn ganse hart; ik zal al Uw wonderen vertellen.
2 In U zal ik mij verblijden, en van vreugde opspringen; ik zal Uw Naam psalmzingen, o Allerhoogste!
3 Omdat mijn vijanden achterwaarts gekeerd, gevallen en vergaan zijn van Uw aangezicht.
4 Want Gij hebt mijn recht en mijn rechtszaak afgedaan; Gij hebt gezeten op den troon, o Rechter, der gerechtigheid.
5 Gij hebt de heidenen gescholden, den goddeloze verdaan, hun naam uitgedelgd, tot in eeuwigheid en altoos.
6 O vijand! zijn de verwoestingen voleind in eeuwigheid, en hebt gij de steden uitgeroeid? Hunlieder gedachtenis is [met] hen vergaan.
7 Maar de HEERE zal in eeuwigheid zitten; Hij heeft Zijn troon bereid ten gerichte.
8 En Hij Zelf zal de wereld richten in gerechtigheid, en de volken oordelen in rechtmatigheden.
9 En de HEERE zal een Hoog Vertrek zijn voor den verdrukte, een Hoog Vertrek in tijden van benauwdheid.
10 En die Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen, omdat Gij, HEERE, niet hebt verlaten degenen, die U zoeken.
11 Psalmzingt den HEERE, Die te Sion woont; verkondigt onder de volken Zijn daden.
12 Want Hij zoekt de bloedstortingen, Hij gedenkt derzelve; Hij vergeet het geroep der ellendigen niet.
13 Wees mij genadig, HEERE, zie mijn ellende aan, van mijn poorten des doods;
14 Opdat ik Uw gansen lof in de poorten der dochter van Sion vertelle, dat ik mij verheuge in Uw heil.
15 De heidenen zijn gezonken in de groeve, [die] zij gemaakt hadden; hunlieder voet is gevangen in het net, dat zij verborgen hadden.
16 De HEERE is bekend geworden; Hij heeft recht gedaan; de goddeloze is verstrikt in het werk zijner handen! Higgajon, Sela.
17 De goddelozen zullen terugkeren, naar de hel toe, alle godvergetende heidenen.
18 Want de nooddruftige zal niet voor altoos vergeten worden, [noch] de verwachting der ellendigen in eeuwigheid verloren zijn.
19 Sta op, HEERE, laat de mens zich niet versterken; laat de heidenen voor Uw aangezicht geoordeeld worden.
20 O HEERE! jaag hun vreze aan; laat de heidenen weten, [dat] zij mensen zijn. Sela.
Psalm 9
Ik zal met al mijn hart den HEER,
Blijmoedig geven lof en eer;
Mijn tong zal mijn gemoed verzellen,
En al Uw wonderen vertellen.
Ik zal in U, mijn God, van vreugd
Opspringen, in den geest verheugd;
Uw naam zal door mijn psalmgezangen,
O Allerhoogste, lof ontvangen.
Omdat mijn vijand, hoe geducht,
Teruggekeerd is en gevlucht;
Hij is, schoon stout te veld getogen,
Vergaan, gevallen voor Uw ogen.
Want, naar Uw allerheiligst recht,
Hebt Gij mijn twistgeding beslecht;
En, op Uw hogen troon gezeten,
Deedt Gij, o Rechter, 't vonnis weten.
Gij scholdt de heid'nen keer op keer;
En wierpt de goddelozen neer;
Hun naam, hun roem hebt Gij vertreden,
En uitgedelgd in eeuwigheden.
O vijand, hebt gij door uw macht
't Verwoesten voor altoos volbracht?
Hebt gij de steden gans bedorven?
Is haar gedachtenis verstorven?
Neen, dwaas, uw hoop zal ras vergaan,
Maar 's HEEREN troon zal eeuwig staan;
Dien wilde Hij onwrikbaar stichten,
Om naar het heilig recht te richten.
Hij zelf zal aan het wereldrond
Het recht doen horen uit Zijn mond;
De volken voor Zijn vierschaar stellen,
En daar 't rechtmatig vonnis vellen.
De HEER zal zijn een hoog vertrek
Voor wie getrapt wordt op den nek;
Een hoog vertrek in drukkend lijden;
Een toevlucht in benauwde tijden.
Hij, die Uw naam in waarheid kent,
Zal, HEER, op U in zijn ellend'
Vertrouwen, wijl Gij nooit liet zuchten
Hen, die gelovig tot U vluchten.
Zingt zingt den HEER, die eeuwig leeft,
Die Sion tot Zijn woning heeft;
En laat voor aller volken oren,
Met psalmgezang, Zijn daden horen.
Hij zoekt en Hij gedenkt het bloed,
Gestort in wreev'len euvelmoed;
Hij toont der armen nood te weten,
En zal hun kermen niet vergeten.
Bewijs, o HEER, Uw knecht genâ;
Sla mij in mijn ellende gâ.
Zie, hoe mijn haters mij verdrukken,
Gij, die mij wilt den dood ontrukken.
Opdat ik, HEER, U, blij te moê,
In Sions poorten hulde doe,
En in Uw heil, te allen tijde,
Met Sions dochter mij verblijde.
De heid'nen zijn, door waan misleid,
Gestort in kuilen, mij bereid;
Hun voet verwart zich in de netten,
Die z' in 't verborgen voor mij zetten.
Thans is de HEER bekend alom,
Door recht te doen bij 't heidendom;
De goddeloze raakt in banden,
Verstrikt in 't werk van zijne handen.
De stoute zondaars zullen snel
Teruggekeren naar de hel,
Met al de godvergeten benden
Der heid'nen, die Zijn wetten schenden.
Nooddruftigen vergeet God niet,
Noch laat hen eind'loos in 't verdriet;
't Ellendig volk mag op Hem wachten;
Hij zal hun hoop niet steeds verachten.
Sta op, o HEER, en laat den mens,
Zich niet versterken naar zijn wens;
Maar oordeel Gij, in 't wraakgerichte,
De heid'nen voor Uw aangezichte.
O HEER, jaag hun vervaardheid aan,
En doe den heidenen verstaan,
Dat zij, die Sions rampen wensen,
Geen goden zijn, maar broze mensen.
Psalm 9
Vers 1
Heer, ik wil U uit 's harten grond
Prijzen, en overal doen kond
Uw wonderen in alle wijken,
Die niet en zijn om vergelijken.
Vers 2
In U wil ik wezen verblijd;
Dat is mijn vreugd tot dezer tijd.
Uwen naam schoon wil ik ook prijzen
En U met lofzang eer bewijzen.
Vers 3
Omdat door Uwe grote macht
Mijn vijand wijkt en vliedt met kracht,
En dat hij nederleit geslagen,
Door Uw aanschijn zwaar om verdragen.
Vers 4
Gij zijt zo goed in dezen stand,
Dat Gij mijn zaak neemt bij de hand.
Gij zit tot mijn hulpe volvaardig
Op den stoel als Rechter rechtvaardig.
Vers 5
Mijn vijanden hebt gij verdaan,
En de booz' all' haast doen vergaan.
Gij hebt haar gedachtenis prachtig
Te niet gedaan door Uw hand krachtig.
Vers 6
Welaan, gij loos mens wel bekend,
Hebt gij uw voornemen volend?
En vernield onz' steden verheven?
In haren naam gans t' onder bleven?
Vers 7
Och neen! want God met grote kracht,
Die eeuwig heerset hoog geacht,
Is op den stoel, zo 't is gebleken,
Gezeten om 't recht uit te spreken.
Vers 8
Daar zal Hij richten met bescheid
't Aardrijk dat hier beneden leit.
Wegende de zaken met reden
Van alle mensen hier beneden.
Vers 9
Daar werd God de toevlucht allein
Des armen, dien men acht zeer klein,
Ja zijn toevlucht, die hem in 't lijden
Zal verkwikken en doen verblijden.
Vers 10
Dies zij, dien Gij, Heer! U maakt kond
Zullen op U vast staan gegrond;
Want die tot U gaan, Heer geprezen,
Zullen hier niet verlaten wezen.
Vers 11
Looft nu met lofzangen zeer klaar,
God die tot Sion woont eenpaar;
Vertelt Zijn grote wonderwerken,
Maakt dat z' alle mensen bemerken.
Vers 12
Hij gedenkt aan der vromen bloed,
En wreekt dat met een gram gemoed.
Dat geschrei wil Hij niet verachten,
Der benauwden, noch ook haar klachten.
Vers 13
Heer, Gij Die mijn God zijt in nood,
Zie aan mijn kruis en lijden groot.
Dat mijn vijanden mij opdringen;
Uit den weg des doods wilt mij bringen.
Vers14
Dat ik midden in Uw gemeen',
Uwen lof zing en anders geen;
Zijnde verblijd en ook gedachtig
Dat Gij mij verlost hebt waarachtig.
Vers 15
De bozen zijn haastelijk al,
In haar strikken komen ten val.
Haar voeten zijn in 't net gevangen,
Dat zij voor mij hadden gehangen.
Vers 16
Zo is God geworden bekend,
Hebbende dit oordeel geënd;
Daarin dat de schalk heeft bevonden,
't Kwaad zijner listen niet om gronden.
Vers 17
Dit 's zeker, dat de bozen zaan,
Haast zullen vallen en vergaan.
God zal die straffen onvertogen,
Die Hem niet en houden voor ogen.
Vers 18
Maar de mens ootmoedig, o Heer,
Zult gij vergeten nimmermeer;
Zijn hope die hier is misprezen,
En zal bij U niet ijdel wezen.
Vers 19
Kom toch Heer! toon nu Uw geweld,
Opdat de mens hem niet en stelt
Tegen U; maar dat alle scharen
Voor Uw gericht hen openbaren.
Vers 20
O Heer! die daar eeuwiglijk leeft,
Maak dat der bozen harte beeft;
Doe hen verstaan (dat is mijn wensen),
Dat zij niet zijn dan zwakke mensen.