PSALM 27
Psalm 27
Informatie en bladmuziek over Psalm 27
Psalmen 026-050 - Gerrit Jan van de Werfhorst
Werfhorst, Gerrit Jan van dePsalmen 26-50 van Gerrit Jan van de WerfhorstInhoud:Psalmen 26-50 ..
€ 16,95
Psalm 21-30 - Jan Slagt
Slagt, JanPsalm 21-30 van Jan SlagtEenvoudige voorspelen, zettingen en bewerkingen van de 150 Psalmen voor org..
€ 21,99
Psalmbewerkingen voor orgel 3 - Margaretha Christina de Jong
Jong, Margaretha Christina dePsalmbewerkingen voor orgel 3 van Margaretha Christina de Jong Inhoud: Psalm 21-30Opus 93..
€ 15,00
Psalmen voor piano deel 3 - Martien van der Zwan
Zwan, Martin van derPsalmen voor piano deel 3 - Martien van der Zwan Met bewerkingen over: - Psalm 27 - Psalm 4- Psalm ..
€ 11,95
18 Psalmbewerkingen 5 - Leen Schippers
Schippers, Leen18 Psalmbewerkingen 5 van Leen SchippersInhoud:1. Psalm 472. Psalm 1303. Psalm 654. Psalm 995. Psalm..
€ 20,99
Psalmpreludes voor orgel 1 - Martien van der Zwan
Zwan, Martin van derPsalmpreludes voor orgel 1 van Martien van der Zwan Inhoud: Psalm 2, 6, 16, 22, 25, 26, 27, 28, 4..
€ 11,95
Koraalbewerkingen voor orgel 15 - Martin Mans
Mans, MartinKoraalbewerkingen en Aria's voor orgel 15 van Martin MansInhoud: 1. Psalm 32 2. Psalm 273...
€ 10,00
Psalm 27
1 [Een] [psalm] van David. De HEERE is mijn Licht en mijn Heil, voor wien zou ik vrezen? De HEERE is mijns levens kracht, voor wien zou ik vervaard zijn?
2 Als de bozen, mijn tegenpartijen, en mijn vijanden tegen mij, tot mij naderden, om mijn vlees te eten, stieten zij zelven aan, en vielen.
3 Ofschoon mij een leger belegerde, mijn hart zou niet vrezen; ofschoon een oorlog tegen mij opstond, zo vertrouw ik hierop.
4 Een ding heb ik van den HEERE begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, om de liefelijkheid des HEEREN te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel.
5 Want Hij versteekt mij in Zijn hut, ten dage des kwaads; Hij verbergt mij in het verborgene Zijner tent; Hij verhoogt mij op een rotssteen.
6 Ook nu zal mijn hoofd verhoogd worden boven mijn vijanden, die rondom mij zijn, en ik zal in Zijn tent offeranden des geklanks offeren; ik zal zingen, ja, psalmzingen den HEERE.
7 Hoor, HEERE! mijn stem, [als] ik roep; en wees mij genadig, en antwoord mij.
8 Mijn hart zegt tot U: [Gij] [zegt]: Zoek Mijn aangezicht; ik zoek Uw aangezicht, o HEERE!
9 Verberg Uw aangezicht niet voor mij, keer Uw knecht niet af in toorn; Gij zijt mijn Hulp geweest, begeef mij niet, en verlaat mij niet, o God mijns heils!
10 Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen.
11 HEERE! leer mij Uw weg, en leid mij in het rechte pad, om mijner verspieders wil.
12 Geef mij niet over in de begeerte mijner tegenpartijders; want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan, mitsgaders die wrevel uitblaast.
13 Zo ik niet had geloofd, dat ik het goede des HEEREN zou zien in het land der levenden, [ik] [ware] [vergaan].
14 Wacht op den HEERE, zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op den HEERE.
Psalm 27
God is mijn licht, mijn heil; wien zou ik vrezen?
Hij is de HEER, die hulp verschaft in nood;
Mijn levenskracht; 'k heb niet vervaard te wezen:
Hij is't ,die mij beveiligt voor den dood.
Wanneer de macht der bozen sloeg aan 't woên,
En aanrukt', om zich met mijn vlees te voên.
Stiet zelf dit rot, dat mij benauwt en haat,
Den voet, en viel; omdat het God verlaat.
Al zie ik zelfs een leger mij omringen,
Nog vrees ik niet; 'k verlaat mij op den HEER;
Al wil men mij door enen oorlog dwingen,
'k Leg mij gerust, hierop vertrouwend, neer.
Deez' éne zaak heb ik begeerd van God;
Daar zoek ik naar; dit zij mijn zalig lot:
Dat ik, zo lang mij 't levenslicht bescheen,
In 's HEEREN huis mocht wonen hier beneên.
Och, mocht ik, in die heilige gebouwen,
De vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog,
Zijn lieflijkheid en schonen dienst aanschouwen!
Hier weidt mijn ziel met een verwond'rend oog.
Want God zal mij, opdat Hij mij beschutt',
In ramp en nood versteken in Zijn hut;
Mij bergen in't verborgen van Zijn tent,
en op een rots verhogen uit d' ellend'.
God zal mijn hoofd nu boven 's vijands benden
Verhogen; dies wil ik, met blij geschal,
In Zijne tent het offer opwaarts zenden,
Daar psalm en lied Zijn lof vermelden zal.
Verhoor, o HEER, toon mij een gunstig oog;
Ik zal mijn stem verheffen naar omhoog;
Verhoor mij toch, bewijs mij Uw genâ,
En antwoord mij, die voor Uw aanzicht sta.
Mijn hart zegt mij, o HEER ,van Uwentwegen:
"Zoek door gebeên met ernst mijn aangezicht",
Dat wil, dat zal ik doen; ik zoek den zegen
Alleen bij U, o bron, van troost en licht!
Verberg toch niet Uw oog van mij, o HEER!
Ik ben Uw knecht, zie niet in toorne neer.
Gij waart mijn hulp in al mijn zielsverdriet.
O God mijns heils, begeef, verlaat mij niet.
Want, schoon ik zelfs van vader en van moeder
Verlaten ben, de HEER is goed en groot;
Hij is en blijft mijn Vader en Behoeder.
Leer mij, o God, Uw weg in allen nood;
Bestuur, om mijns verspieders wil, mijn voet
Op 't effen pad; dat 's vijands euvelmoed
Mij nimmer treff'; vervoerd door list en dwang,
Getuigt men vals tot mijnen ondergang.
Zo ik niet had geloofd, dat in dit leven
Mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou,
Mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed, gebleven?
Ik was vergaan in al mijn smart en rouw.
Wacht op den HEER, godvruchte schaar, houd moed:
Hij is getrouw, de bron van alle goed;
Zo daalt Zijn kracht op u in zwakheid neer;
Wacht dan, ja wacht, verlaat u op den HEER.
Psalm 27
God is mijn licht, 't welk mij leidt in Zijn wegen,
En mijn heil, voor wien zal ik zijn bevreesd?
Hij is mijn levens kracht, tot mij genegen;
Voor wien zal ik schrikken in dit tempeest?
Als mij de bozen deden overloop,
Ende zochten mij te verslinden gaar,
Ik zag dan mijn vijanden in gevaar
Struikelen en vallen al overhoop.
Al waar 't, dat mij veel heirkrachten omvingen,
Zo zal toch, Heer! mijn hart hen vrezen niet,
Kome die wil, om mij nu te bespringen.
Ik sta vast op God in al mijn verdriet.
E‚n ding heb ik begeerd, en tot den end
Zal ik 't ook begeren, Heer! met ootmoed:
Dat ik in Uw huis, daar Gij zijt bekend,
Mijn leven lang blijve tot mijn behoed.
Opdat ik daar mag merken en aanschouwen,
Heer! Uwes huis zeer schone heerlijkheid.
En den tempel, vrij zijnde van benauwen,
Wel mag alzins doorzien met vrolijkheid,
Want als ik zal wezen bezwaard met nood,
Ik zal daar verborgen zijn 't aller tijd,
En in een heimelijk oord zijn bevrijd,
En daarna verhoogd zijn in ere groot.
God doet mij gaan met den hoofd' opgeheven,
Vrijmoedig onder mijn vijanden al;
Dies wil ik Hem lof, prijs en ere geven,
Met zang in Zijn huis ik Hem loven zal.
Als ik U, Heer! bidde, mij toch verhoort,
Wil mijn begeert't genadiglijk verstaan;
In den nood wil mijn klachten nemen aan,
Ende zijt mij barmhartig naar Uw woord.
Mijn hart heeft, Heer! gevoeld in alle hoeken
Uw woord, 't welk mij inwendig aldus leert;
Benaarstig U om Mijn aanschijn te zoeken;
Gij ziet, dat ik 't gezocht heb en geëerd.
Keer toch van mij niet Heer! Uw aanschijn rein
In Uwen toorn verstoot niet Uwen knecht;
Gij zijt, Heer! mijn helper trouw en oprecht,
Verlaat mij niet, God! mijn Heiland allein.
Vader en moeder hebben mij verlaten;
Maar God bewaart mij als een kind zeer teer,
Ik ben benauwd door hen, die mij haten;
Dies leer mij ingaan den rechten weg, Heer!
Al mijn vijanden zoeken mijn verdriet;
Valse tuigen staan op, derwelker mond
Niet dan onrecht en spreekt tot aller stond;
Dies en geef mij in hare handen niet.
Hadt Gij mij dien troost niet laten verwerven
Dat ik nog in dit leven zou ontvaan
't Gebruik uwer goederen, vóór mijn sterven,
Ik waar onder den last des druks vergaan.
Daarom lankmoediglijk den Heer verwacht,
Zijt altijd wel getroost en onversaagd;
God zal eind'lijk helpen U, die nu klaagt.
Verbeid den Heer, op Zijn toekomst hebt acht.
