PSALM 114

Psalm 114


Informatie en bladmuziek over Psalm 114

Tekst en zang 1773 en Datheen

Product vergelijk (0)


Psalm 111-120 - Jan Slagt

Psalm 111-120 - Jan Slagt

Slagt, Jan

Psalm 111-120 van Jan SlagtEenvoudige voorspelen, zettingen en bewerkingen van de 150 Psalmen voor o..

€ 21,99

Weergeven 13 t/m 13 van in totaal 13

Psalm 114

1 Toen Israel uit Egypte toog, het huis Jakobs van een volk, dat een vreemde taal had;
2 Zo werd Juda tot Zijn heiligdom, Israel Zijn volkomene heerschappij.
3 De zee zag het, en vlood; de Jordaan keerde achterwaarts.
4 De bergen sprongen als rammen, de heuvelen als lammeren.
5 Wat was u, gij zee! dat gij vloodt? gij Jordaan! dat gij achterwaarts keerdet?
6 Gij bergen, dat gij opsprongt als rammen? gij heuvelen! als lammeren?
7 Beef, gij aarde! voor het aangezicht des Heeren, voor het aangezicht van den God Jakobs;
8 Die den rotssteen veranderde in een watervloed, den keisteen in een waterfontein.

Psalm 114

Vers 1
Toen Israël 't Egyptisch rijksgebied,
En 't volk zo vreemd van aard en taal, verliet,
Werd Juda God ter woning;
Hij wijdde zich dit volk ten heiligdom
En stichtte daar den troon, dien Hij beklom
Als Isrels God en Koning.

Vers 2
Dit zag de zee met bevend' ogen aan,
En vlood terug; de bruisende Jordaan
Werd achterwaarts gedreven;
Het hoog en laag gebergt' sprong op in 't rond,
Als 't wollig vee, dat dartelt op den grond,
En deed de velden beven.

Vers 3
Wat was 't, o zee, dat u zo vluchten deed?
En gij, Jordaan, wat angst, wat prangend leed,
Kon u teruggedringen?
Gij bergen, en gij heuvels, wat gerucht
Deed u met schrik dus steig'ren naar de lucht,
Als lammeren, die springen?

Vers 4
Beef, aarde, beef voor 's HEEREN aangezicht,
Voor Jacobs God, die uit het eeuwig licht
Zijn Isrel hulp wou zenden;
Hij is 't, wiens macht de rots verand'ren kon
In enen vloed, den keisteen in een bron,
Voor Isrels matte benden.

Psalm 114

vers 1
Toen Israël Egypteland verliet,
En als 't huis Jakobs ganselijk afschied
Van 't vreemd volk en zijn wezen;
Juda werd Gods heilig' ere zeer klaar,
En God werd Israëls Heer openbaar,
Ja, een Heer hoog geprezen.

vers 2
De zee zag zulks aan, en week zeer verbaasd;
De Jordaan was ook gedwongen met haast
Haar achterwaarts te keren
Als schapen sprongen de bergen meteen,
En de heuvelen en de bergskens kleen
Gelijk lammerkens tere.

vers 3
Wat was u zee, dat gij wegvloodt zo zaan?
Ende waaromme zijt gij, o Jordaan,
Zo terugge gedreven?
Bergen, waarom sprongt gij als schapen vet?
Gij bergskens, waarom hebt gij u ontzet
Als lammerkens die beven?

vers 4
Voor Gods aanschijn, Die alle ding vermag;
Voor Jakobs God, voor Wien (zo men daar zag)
't Aardrijk beefde waarachtig.
Voor dien God, Die maken kan enen stein
Tot een meer, en doet springen een fontein
Uit enen steenrots krachtig.

Do NOT follow this link or you will be banned from the site!